Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 2 Duurzaam herstel van hoogveenlandschappen
Vanuit restveen, via veenmosgroei naar een robuuste kern
Download 310.22 Kb. Pdf ko'rish
|
- Bu sahifa navigatsiya:
- Vanuit compartimenten naar een goed functionerend hoogveensysteem
- Ecosysteemdiensten in hoogveenlandschappen
- Summary Working for sustainable raised bog restoration
- From rest peat, via peat moss growth towards a robust bog
- From compartments to a functioning bog system
- Development of species-rich transitions
- Ecosystem services in bog landscapes
Vanuit restveen, via veenmosgroei naar een robuuste kern Voor de duurzame instandhouding van hoogvenen en hun typische soorten is het een essentiële stap dat zich één of meerdere kerntjes van actief hoogveen (acrotelm) ontwikkelen. Actief hoogveen heeft een goed ontwikkelde veenmosvegetatie, waarin bultvormende veenmossoorten een groot aandeel hebben. Op termijn kunnen deze kerntjes ontwikkelen tot één of meer robuuste hoogveenkernen, waarin de natuurlijke terugkoppelingsmechanismen zorgen voor duurzame instandhouding. Voor de hydrologische stabiliteit zijn de hellingshoek van het veenpakket, de waterstand in het gebied en de omvang van het reservaat van doorslaggevend belang. Wanneer de groei van veenmossen en de stapeling van veen in de afzonderlijke compartimenten op gang is gekomen, kan geleidelijk toegewerkt worden naar een meer vloeiende overgang tussen aangrenzende compartimenten. In de praktijk is vaak gebleken dat alleen interne maatregelen niet toereikend zijn om de noodzakelijke hydrologische stabiliteit te bereiken. Om de condities voor veenvorming op orde te krijgen, kunnen maatregelen noodzakelijk zijn in aangrenzende compartimenten of de wijdere omgeving binnen of buiten het hoogveenrestant. Wanneer de veenlaag in een reservaat is gereduceerd tot een dunne laag bovenop een zandondergrond, is de wegzijging vrijwel altijd te groot en daardoor de waterstandsfluctuatie veel te groot. Een hydrologische bufferzone kan in deze situatie nodig zijn om wegzijgingsverliezen uit het reservaat te beperken. Voor het plannen van maatregelen is het noodzakelijk dat de huidige geohydrologische situatie in en rond het hoogveenrestant goed bekend is. Daarvoor kan aanvullend bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Voor het inschatten en monitoren van de relevante waterstromen, zoals verdamping en wegzijging kan de combinatie van metingen van waterstanden en -afvoeren en hydrologische modellering via tijdreeksmodellen nauwkeurige resultaten opleveren. De hydrologische modellering is in het geval van hoogveenrestanten wel lastig en verdient nader onderzoek, onder meer vanwege de ruimtelijke heterogeniteit in het gebied, de aanwezigheid van dammen en het functioneren van een acrotelm. Ook varieert de doorlatendheid van het veen in de tijd door inklinking en afbraak. Verder kan de Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 14 oppervlakkige uitdroging van veen en veenmossen in droge perioden de verdamping beperken, terwijl toename van grassen en berken voor een hogere verdamping kan zorgen. Vanuit compartimenten naar een goed functionerend hoogveensysteem Een hoogveensysteem met compartimenten en peilverschillen daartussen is in de huidige situatie vaak noodzakelijk, maar op langere termijn ongewenst. Dit belemmert namelijk de verdere ontwikkeling naar een robuust systeem, met daarin variatie in ecotopen als gevolg van waterstroming door de acrotelm. Voor de korte termijn is het verkleinen van peilverschillen tussen compartimenten echter geen doel op zich: het waterpeil in een compartiment is optimaal als het optimaal is voor de omstandigheden voor veenmosgroei en flora en fauna binnen het compartiment (en/of aangrenzende gebiedsdelen). Bij goede veenmosgroei en veenvorming zal het veenmos op de langere termijn boven de randen (kades) van het compartiment uitgroeien. Op dat moment kunnen geleidelijk aan de peilverschillen worden opgeheven. Let daarbij wel op dat de peilveranderingen niet te groot zijn, want dat kan populaties van kenmerkende planten- en diersoorten op gebiedsniveau in gevaar brengen. Dit risico kan beoordeeld worden op basis van kennis van de verspreiding van betreffende soorten in het gebied. In het geval van dieren is het belangrijk de functie van onderdelen van het gebied voor een soort in de beoordeling mee te nemen. Op de korte termijn is een belangrijke functie van bufferzones het verbeteren van de waterhuishouding, bijvoorbeeld via afname van wegzijging vanuit het reservaat. Daarnaast kunnen bufferzones een belangrijke functie vervullen in het creëren van een buffer tussen voedselarme natte natuur en voedselrijke droge (landbouw)omgeving, het tegengaan van vervuiling, invangen van atmosferische stikstof door bomen, of opvang van ganzen, zodat deze minder of niet in het hoogveen komen en daar geen vermesting (guanotrofiëring) veroorzaken. Bufferzones kunnen tegelijkertijd ook dienen als regenwaterbuffer voor de omgeving, zodat (piek)neerslag tijdelijk opgevangen kan worden en het oppervlaktewatersysteem in de omgeving niet overbelast wordt. Elk van deze doelen heeft zijn eigen consequenties voor de omvang en inrichting, die afhankelijk zijn van de concrete situatie in het gebied. Voor de langere termijn dient voldoende ruimte gereserveerd te worden om de natuurlijke ontwikkeling van het hoogveen niet te frustreren. Bufferzones of randzones kunnen daar een rol in spelen. Ontwikkeling van soortenrijke overgangen De geohydrologische situatie van het hoogveen en het aangrenzende landschap zijn sterk bepalend voor de kwaliteiten die in de overgangszone of bufferzone gerealiseerd kunnen worden en de potenties die er zijn voor planten- en diersoorten. Om de mogelijkheden en beperkingen voor herstel van soortenrijke overgangen goed in beeld te krijgen, is het belangrijk vooraf een goede analyse te maken van de specifieke terreinsituatie: zowel de landschapsecologische of geohydrologische situatie van het gebied, als de bodem- en waterkwaliteit en de aanwezige flora en fauna van de overgangszone. Het is belangrijk te weten dat de herstelmogelijkheden voor gradiënten verschillen sterk tussen: 1. hoogveenrestanten die hoger liggen dan hun (ontgonnen) omgeving en 2. hoogveenrestanten in laagten (of kommen). Herstel van gradiënten in grondwaterinvloed over grotere oppervlakten en op hun oorspronkelijke locatie is eigenlijk alleen mogelijk in veenrestanten die in laagten zijn gelegen. Hier kunnen in een verstoorde vorm gradiënten en delen van de lagg nog aanwezig zijn en er is vaak nog toestroom van lokaal, basenrijker grondwater aanwezig of te herstellen. Het is vaak veel moeilijker om gradiëntrijke overgangen te herstellen rond hoog in het landschap gelegen restanten. Dat kan bijvoorbeeld wel waar hogere (dekzand)ruggen binnen of naast het hoogveengebied liggen. Het dempen van sloten en verwijderen van bos op de rug kan leiden tot het uittreden van lokaal grondwater in de flanken of aan de voet van de rug. Herstel van randzones zal vaak op voormalige landbouwgronden moeten plaatsvinden. In de toplaag van is als gevolg van het agrarische gebruik meestal veel fosfaat aanwezig, zeker wanneer er nog een moerige bodem is. Voor een bufferzone, die alleen als doel heeft de Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 15 hydrologie van het veenrestant te ondersteunen, hoeft dat op zich geen probleem te zijn, tenzij het water vanuit de buffer het hoogveen in kan stromen. Wanneer het doel is een soortenrijke randzone te ontwikkelen, zal men van de fosfaatvoorraad af moeten komen. Afplaggen is een mogelijkheid, maar kan ongewenste effecten hebben op de hydrologie van het gebied. Verschraling van fosfaatrijke bodems kan een alternatief zijn voor afplaggen. Maaien en afvoeren is alleen effectief om bestaande (gewenste) vegetaties in stand te houden. Uitmijnen kan een goede aanpak zijn om de hoeveelheid fosfaat in de bodem te verlagen. Teelt van bijvoorbeeld Riet, Lisdodde, Azolla of Wilg (paludicultuur) kan in natte omstandigheden van bufferzones wellicht succesvol worden toegepast, al dan niet als tijdelijke maatregel. Ecosysteemdiensten in hoogveenlandschappen De inrichting van het hoogveenlandschap heeft als primair doel het behoud of de ontwikkeling van natuurwaarden in de hoogveenkern en eventuele overgangszones of laggs. Omdat hoogveenkernen en laggs uiterst gevoelig zijn voor invloeden van buitenaf, leggen de zwaarwegende natuurdoelen een grote claim op de mogelijkheden voor mede-ruimtegebruik van het hoogveenlandschap. Ze zijn daarmee ook bepalend voor de mogelijkheden voor de ontwikkeling of verzilvering van andere ecosysteemdiensten dan biodiversiteit. Desalniettemin zijn er binnen de kaders die het hoogveenherstel stelt diverse mogelijkheden voor ecosysteemdiensten in de hoogveenkernen en daaromheen. De meest kansrijke opties zijn ondersteunend aan het herstel van de hoogveenkern en gaan daar vrijwel automatisch mee samen: vastleggen van broeikasgassen en in hydrologische bufferzones waterberging en natte landbouw (of paludicultuur). Monitoring van hoogveenherstel De (a)biotische factoren die bepalend zijn voor het in meerdere of mindere mate slagen van hoogveenherstel zijn niet los van elkaar te zien. De factoren op een lager schaalniveau zijn ingebed in die op een hoger schaalniveau en worden daardoor beïnvloed en medebepaald. Een lage omgevingskwaliteit op macroniveau (te hoge stikstofbelasting, ontwatering van de omgeving) is daarbij de regel in de Nederlandse situatie. Het zou onterecht zijn om de ontwikkeling van hoogvenen af te lezen aan slechts één of enkele parameters of factoren. De verschillende monitoringsresultaten op de verschillende schaalniveaus kunnen samengevat worden in een kwaliteitsschema, waarin de samenhang tussen en kwaliteit op de verschillende schaalniveaus overzichtelijk en in samenhang wordt gepresenteerd. Het vlakdekkend monitoren van de beweging van het hoogveenoppervlak met behulp van een drone geeft informatie over veengroei, inklinking en ontwikkeling van de helling van het hoogveen en is dus een praktisch realiseerbare optie voor monitoring van de ontwikkelingen op mesoschaal. Voor het volgen van het herstel van het (hydrologisch) functioneren op alle schaalniveaus is de monitoring van waterstanden via een goed netwerk van peilbuizen een geëigend middel. Voor het herstel op macroschaal is informatie over grondwaterkwaliteit belangrijk om te kunnen bepalen of vegetatietypen van meer gebufferde, basenrijkere standplaatsen tot ontwikkeling kunnen komen. Deze vegetatietypen zijn vaak kwetsbaar en het is belangrijk om eventuele veranderingen in grondwaterinvloed en/of -kwaliteit tijdig te signaleren. Door het monitoren van de (grond)waterkwaliteit en –stand zal eerder gesignaleerd worden dat er problemen zijn. Pas in een later stadium zal dit ook te zien zijn in veranderingen in de vegetatiesamenstelling. Om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de functionele aspecten van het hoogveensysteem, is het belangrijk dat de ontwikkeling van actief hoogveen en de verspreiding van bultvormende veenmossen (niet als vegetatietype, maar de soorten!) goed worden gemonitoord. Op het mesoschaalniveau is in natuurlijke hoogveenkernen variatie in ecotopen ontwikkeld, samenhangend met het vochtregime en de hellingshoek. Op de kortere termijn is in de sterk vergraven Nederlandse hoogvenen van deze natuurlijke variatie nog geen sprake. Wel is het in beeld brengen en volgen van de aanwezigheid en oppervlakte van verschillende standplaatstypen, of variatie in vegetatiesamenstelling, structuur en Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 16 waterstand nuttig. Daarmee kan de beheerder namelijk ook volgen hoe het voorkomen van terreincondities, die belangrijk zijn voor kenmerkende flora en fauna, zich ontwikkelt. Beeldmateriaal verkregen met behulp van een drone, maar ook satellietbeelden, is hierbij zeer behulpzaam. Voor de monitoring van planten- en diersoorten wordt aanbevolen in elk geval de landelijke selectie van typische- of kwaliteitssoorten voor het hoogveen aan te houden. Als aanvulling daarop kan het zinnig zijn soorten te monitoren om gewenste ontwikkelingen van gradiënten te volgen, of de afname van andere kwetsbare soorten voldoende te signaleren. Dan zullen de betreffende kwetsbare soorten of goede indicatoren voor gradiënten meegenomen moeten worden in de monitoring (bijv. veenvlinders, Speerwaterjuffer, Spiegeldikkopje). Om inzicht te hebben in de ontwikkeling van andere diergroepen en de daarvoor relevante (variatie in) terreincondities kan de soortensamenstelling en verspreiding van aquatische en terrestrische entomofauna worden vastgelegd, met lage frequentie en steekproefsgewijs, gevolgd door monitoring van relevante (variatie in) terreincondities. Indien de herstelstrategie ook betekent dat soorten en bijv. heischrale graslanden in het reservaat afnemen en in een nieuw ingerichte randzone zich zullen moeten ontwikkelen, dient de mate waarin deze verschuiving optreedt, gemonitoord te worden. Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 17 Summary Working for sustainable raised bog restoration Natura 2000 targets for the highly degraded remnants of raised bog landscapes are preserving and restoring raised bogs (mire expanse) and their marginal zones, as well. To what degree recovery is possible and how this can best be achieved depends on the site conditions in the reserve and its landscape ecological situation. Resulting from hydrological measures and management peat-forming vegetation has developed in recent decades. The aim of sustainable recovery raises the following questions. How can the recovery of peat moss growth (recovery at micro scale) within compartments develop to a robust and self- regulating bog system in which the site manager does not need to intervene to conserve the system (recovery at meso scale)? What additional measures in and around the bog remnants are still needed to reach this goal? In intact bog landscapes there are transitions (gradients) between mire expanses and the surrounding landscape: the lagg or other types of transitional habitats, like a transitional mire, fen or marsh. These transitions are important habitat for endangered species of bog landscapes. Therefore, the question needs to be answered how the transitions between the bog (mire expanse) and the surrounding landscape can be optimally managed and how to assess the possibilities for the development of such transitions (gradients) in bog landscapes (recovery at the macro scale)? From rest peat, via peat moss growth towards a robust bog For the sustainable conservation of bogs and their typical species it is essential that the preconditions for the development of a peat moss vegetation containing hummock building Sphagnum species are realized on a sufficiently large area. Then one or more small active raised bogs (acrotelm) can develop and over time merge to one or more robust bog massives where the natural feedback mechanisms ensure sustainable conservation. For the hydrological stability, the slope of the bog massive, the water levels in the area and the size of the reserve are key factors. After the growth of peat moss and the accumulation of peat has started in the different compartments, one can gradually work towards more gradual transitions between adjacent compartments. Often internal measures are not sufficient to achieve the necessary hydrological stability. To restore the preconditions for peat accumulation, measures may be necessary in adjacent compartments or on a larger scale within or outside the bog remnant. When the peat layer in a reserve is reduced to a thin layer covering the sandy subsoil the water loss by infiltration is too large. A buffer zone (hydrological protection zone) can be necessary in this situation to raise the ground water table in the mineral subsoil under the remaining peat layer to reduce water loss from the reserve. For the planning of measures, the actual geohydrological situation in and around the bog remnant must be clear. For assessing and monitoring the relevant water flows, such as evaporation and infiltration, the combination of measurements of water levels and outflow in the field and hydrological modelling by time series models yield accurate results. The modelling is difficult and deserves further investigation in the case of bog remnants. This is due to the spatial heterogeneity in the area because of the effects of human interventions in the peat body, differences in elevation, the presence of dams and a functioning acrotelm, which plays an important role in surface runoff and spatial redistribution of water. In addition, the permeability of the peat varies over time due to degradation and settling. Furthermore, the superficial desiccation of peat and peat moss in dry periods reduces Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 18 evaporation, while an increased evaporation will be caused by an increase of grasses and birch, due to nitrogen deposition and desiccation. From compartments to a functioning bog system A raised bog system with compartments and differences in elevation and water table between them is unnatural and undesirable in the long term, because it impedes the development of a robust bog ecosystem with variation in ecotopes resulting from water flow through the acrotelm. For the short term, however, reducing these differences between compartments is not a goal in itself: the water level is optimal if it is optimal for the conditions for Sphagnum growth and flora and fauna within the compartment (and/or adjacent areas). With good growth of Sphagnum mosses and peat formation Sphagnum will in the long term grow over the dams (bunds) of the compartment. At that stage, too large level differences in elevation and water table between compartments hinder the coalescence into one raised bog massive and thus also impede the hydrological self-regulation and the development of natural variation within the mire expanse. If water tables are modified it is important that populations of plant and animal species characteristic of bog landscapes persist within the reserve. This can be judged on the basis of knowledge of the distribution of the species concerned in the reserve and in the case of animals the function of elements within the reserve for a species can be considered. In the short term, the primary function of buffer zones is to improve the hydrological situation in the reserve by reducing water loss from the reserve due to infiltration. In addition, buffer zones may play an important role in creating a buffer between the nutrient- poor and wet nature reserve and the nutrient-rich and drained (agricultural) surroundings, preventing pollution, capturing atmospheric nitrogen by trees, or offering alternative habitat for geese, reducing their presence in the bog, where they cause eutrophication. Buffer zones can also serve as a rainwater buffer, retaining (peak) precipitation and thereby preventing overload of the surface water system in the adjacent area. Each of these aims has its own implications for the size and structure of the zone, which depend on the specific situation in the area. For the longer term enough space should be reserved so as not to frustrate the natural development of the bog. Buffer zones or transitional zones can play a role in this respect, as well. Development of species-rich transitions The hydrogeological conditions of the bog and the surrounding landscape greatly determine the qualities that can be achieved in the transitional zone or buffer zone and the potential habitat for plant and animal species. Historical references and references abroad help to get a picture of the structure and species composition of gradients in bog landscapes and possible variation therein. Case studies show that development of transition and buffer zones is valuable for biodiversity including typical species of bog edges or laggs. To get a good idea of the opportunities and constraints for restoration of species-rich transitions, making a good analysis of the specific terrain conditions is important: both the landscape ecological and hydrogeological situation of the region, and the soil and water quality and the flora and fauna present in the transition zone. Possibilities for restoration of gradients differ considerably between: 1. bog remnants laying high relative to their (cultivated) surroundings and 2. bog remnants in depressions. Restoration of gradients in groundwater influence over larger areas and in their original location are only possible in bog remnants that are located in depressions. Here - albeit in a degraded form - gradients and parts of the lagg may still be present and there is often influx of local, base-rich groundwater present or restorable. The perspectives for recovery of transitions with gradients are limited around bog remnants that are situated high in the landscape, but there are definitely opportunities here and there, that must be recognized and require appropriate measures. This is the case, for example, for higher (sandy) ridges located in the area, where infilling of drainage ditches and removal of forest can result in upwelling of very local groundwater. Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 19 The top layer of the soil of former agricultural land usually has a high concentration of phosphate, especially when there is a peat soil. In a buffer zone, which primarily aims to support the hydrology of the bog, this is not necessarily a problem, unless the water from the buffer flows into the bog. When the aim is to develop a species-rich transitional zone, one will want to get rid of the high amount of phosphate. Topsoil removal is an option, but can have undesirable effects on the hydrology of the area. Impoverishment of phosphate- rich soils may be an alternative. Mowing and hay removal is only effective in order to maintain existing (desired) vegetation types. Cropping can be an effective approach to impoverish the soil. In wet situations, cultivation of for example Reed, Cattail, Azolla or Willow (paludiculture) may be successful as a temporary measure in buffer zones. Ecosystem services in bog landscapes The primary aim of the conservation and restoration of raised bog landscapes is the maintenance or development of nature in the raised bog and transitional zones or laggs. Since mire expanses and laggs are extremely sensitive to external influences, these important nature objectives thus determine the potential for developing ecosystem services other than biodiversity. Nevertheless, within the framework of bog restoration there are several options for ecosystem services in the bog reserve and its buffer zones. The most promising options support the restoration of the bog and go side by side with it virtually automatic: reducing emission or sequestration of greenhouse gases by rewetting the drained peat layer and developing a living raised bog and in hydrological protection zones water retention and wet agriculture (paludiculture). Download 310.22 Kb. Do'stlaringiz bilan baham: |
Ma'lumotlar bazasi mualliflik huquqi bilan himoyalangan ©fayllar.org 2024
ma'muriyatiga murojaat qiling
ma'muriyatiga murojaat qiling