Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 2 Duurzaam herstel van hoogveenlandschappen


Download 310.22 Kb.
Pdf ko'rish
bet23/37
Sana05.02.2018
Hajmi310.22 Kb.
#26064
1   ...   19   20   21   22   23   24   25   26   ...   37

8.1.2
 
De monitorings- en kwaliteitscyclus 
Als we allereerst uitzoomen van de specifieke casus van deze handleiding, dan blijkt dat de 
begrippen kwaliteit en kwaliteitsverbetering een centrale rol hebben in productontwikkeling 
en procesverbetering in het algemeen, en terugkomen in allerlei facetten van de 
maatschappij, of dat nu de industrie, dienstverlening of overheid betreft. Kwaliteit is als 
onderwerp ook in heel verschillende wetenschappelijke disciplines van belang, en vormt zelfs 
een eigen vakgebied met tijdschriften als het ‘Quality Management Journal’ en ‘Accreditation 
and Quality Assurance’, en met eigen organisaties als de ‘International Quality Federation’. 
 
 
Figuur 8.1. Voorbeelden van illustraties van de kwaliteits- en monitoringscyclus. Links: de 
monitoringscyclus (bron: 
www.colourbox.com
), rechts: de PDCA of Deming’s cyclus (bron: 
www.cez.cz
). 
Figure 8.1. Examples illustrating the quality and monitoring cycle. Left: monitoring cycle 
(source: 
www.colourbox.com
), right: the PDCA or Deming’s cycle (source: 
www.cez.cz
)
 

 
Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 
177 
 
Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de relatie tussen monitoring en kwaliteit op allerlei 
verschillende manieren uitgewerkt kan worden en op verschillende manier terug te vinden is 
in literatuur en illustraties (zie bijv. Figuur 8.1). De primaire focus kan daarbij op monitoring 
liggen, vaker is het meten, monitoren of controleren onderdeel van een cyclus van 
kwaliteitsverbetering. Deze cyclus wordt daarbij in meer of minder stappen onderverdeeld, 
afhankelijk van de specifieke casus en aspecten die daar van belang zijn. De veelgebruikte 
PDCA of Deming’s cyclus kent vier stappen (zie bijv. Sokovic et al. 2010, Madu 2012), de 
monitoringscyclus kent er drie. Vaak wordt ook slechts onderscheid gemaakt tussen twee 
onderdelen, te weten QA en QC (Quality Assurance en Quality Control). 
 
In de ICT visie die het Europees Milieuagentschap heeft opgesteld, wordt de zogenaamde 
MDIAR-keten onderscheiden en toegepast (Figuur 8.2, EEA 2010), waarbij MDIAR staat voor 
Monitoring, Data, Information, Assessment, Reporting. De MDIAR- systematiek is door de 
Nederlandse provincies overgenomen als uitgangspunt voor de informatievoorziening op 
landelijk niveau over natuur (Schmidt et al. 2012, Ellenbroek et al. 2015). De MDIAR-keten 
kan beschouwd worden als uitsplitsing van de ‘Check’ stap uit de PDCA-cyclus, of de 
‘Measure’ en ‘Asses’ stappen uit de monitoringscyclus. In de monitoringscyclus wordt de term 
‘monitoring’ gebruikt om het hele proces aan te duiden, in de MDIAR-keten is de term 
‘monitoring’ ongeveer synoniem aan de beperktere activiteit van ‘meten’. Omdat de MDIAR-
keten zelf een beperkte reikwijdte heeft kiezen we hier voor gebruik van de term ‘monitoring’ 
als aanduiding van het hele proces. 
 
Binnen de context van deze handleiding is bovenal van belang dat het uiteindelijke doel van 
monitoring ligt bij het bewaken en verbeteren van de kwaliteit (de ‘Improve’ stap uit de 
monitoringscyclus, of ‘Act’, ‘Plan’ en ‘Do’ stappen in de PDCA-cyclus). We geven hier de 
voorkeur aan de monitoringscyclus als raamwerk, die echter als manco heeft dat daar altijd 
een stap aan vooraf gaat die niet benoemd wordt: het selecteren en uitwerken van meetnet, 
meetmethoden en metingen die in ons geval geschikt zijn om als indicator te dienen voor de 
kwaliteit van een hoogveen. Vrij vertaald betekent dit dat we de monitoringscyclus hier 
uitsplitsen in de volgende onderdelen en stappen: 
 

 
Voorbereiden:  
Selecteren van indicatoren, meetnet en meetmethoden  
 
Figuur 8.2. De zogenaamde MDIAR-keten (Monitoring, Data, Information, Assessment, 
Reporting) van het Europees Milieuagentschap (EEA, 2010). 
Figure 8.2. The so called MDIAR chain (Monitoring, Data, Information, Assessment, 
Reporting) from the European Environment Agency (EEA, 2010). 
 
 
 

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 
178 
 
 

 
Meten:  
Herhaaldelijke meten (met datakwaliteitscontrole) 
 

 
Beoordelen
Analyseren en verklaren van gegevens en ontwikkelingen, 
beoordelen van kwaliteit en herstel 
 

 
Maatregelen:  
Kiezen, onderbouwen en implementeren van externe of interne 
(beheers)maatregelen 
 
Om het bovenstaande toe te kunnen passen op deze handleiding dient allereerst de vraag 
beantwoord te worden hoe we kwaliteit in het geval van een hoogveen precies definiëren, en 
welke parameters en meetmethoden het meest geschikt zijn om als indicator daarvoor te 
dienen. 
 
8.1.3
 
Beoordelen van kwaliteit en herstel: de referentie 
Het begrip kwaliteit, ontleend aan het Latijnse qualitas, wordt zowel op een objectieve en 
neutrale, als op een subjectieve manier gebruikt. In de eerste zin van het woord betekent 
kwaliteit eenvoudigweg ‘hoedanigheid’ of ‘eigenschap’. In de tweede betekenis is kwaliteit te 
omschrijven als ‘het geheel van positieve eigenschappen en kenmerken van een object’. 
Onder object kunnen hier niet alleen fysieke objecten maar ook personen of activiteiten 
verstaan worden. Deze tweede betekenis is uiteraard degene waar het hier om gaat. In de 
ISO 9000 kwaliteitsnorm (ISO 2005, zie ook bijv. Crosby 1979) wordt kwaliteit gedefinieerd 
als ‘degree to which a set of inherent characteristics fulfills requirements’. Om uit te kunnen 
komen op een maat voor kwaliteit is, algemeen gesteld, niet alleen de selectie van een 
feitelijk, meetbaar kenmerk van een object nodig, maar ook vergelijking met een subjectieve 
requirement’, wat zich in het algemeen laat vertalen in ‘verwachting’ of ‘behoefte’ (Figuur 
8.3). Maten voor kwaliteit zijn daarmee afhankelijk van het stelsel van normen en waarden 
van de beoordelaar.  
 
De normen en waarden die in het kader van het natuurbeheer en –beleid gelden, waarbij 
begrippen als ‘natuurlijkheid’ en ‘biodiversiteit’ centraal staan, staan hier uiteraard niet ter 
discussie. We volstaan met de constatering dat ‘behoeftes’ en ‘verwachtingen’ in het 
natuurbeheer zich uitkristalliseren tot doelen en doeltypen, die samengevat kunnen worden 
onder de noemer ‘streefbeeld’ of ‘referentiebeeld’ voor bijvoorbeeld hogere schaalniveaus of 
abiotische omstandigheden. Het referentiebeeld wordt daarbij vaak letterlijk samengesteld 
 
Figuur 8.3. Definitie van kwaliteit volgens de ISO-9000 kwaliteitsnorm (ISO 2005).  
Figure 8.3. Definition of quality according to the ISO-9000 quality standard (ISO 2005). 
 
ISO 9000 kwaliteitsnorm: 
‘Degree to which a set of inherent 
characteristics fulfills requirements’ 
Metingen
Referentie-
waarden
<>

 
Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 
179 
 
vanuit verschillende referentiesituaties of -gebieden, die zo goed mogelijk de natuurlijke, 
goed ontwikkelde en/of onverstoorde situatie weerspiegelen. Om te kunnen dienen als 
kwantitatieve indicator, dient daarbij helder te zijn, of helder gemaakt te worden, welke 
meetbare facetten van het referentiebeeld een goede maat zijn voor de kwaliteit ervan, en 
welke minder of niet. Door metingen van de bestaande toestand te vergelijken met de 
referentiewaarden uit het referentiebeeld, kan het verschil daartussen kwantitatief en 
objectief vastgesteld worden. Dit verschil geeft de mate van realisatie van het 
referentiebeeld weer, en kan vervolgens samen met de bijbehorende ontwikkelingsrichting 
dienen als indicator voor de kwaliteit van een hoogveengebied en het herstel daarvan.  
8.1.4
 
Van kwaliteit naar maatregel 
Met het vergelijken van de beschikbare meetwaarden en referentiewaarden en aldus 
verkrijgen van een beeld van de kwaliteit van een hoogveen, is de monitoringscyclus nog 
niet afgerond. Op eventuele problemen in het herstel dienen maatregelen te volgen om de 
gesignaleerde problemen op te heffen en de ontwikkeling bij te sturen in de gewenste 
richting. Het uiteindelijke doel van monitoring is zowel het bewaken als garanderen of liefst 
verbeteren van de kwaliteit. Deze koppeling tussen meten, vergelijken en nemen van 
maatregelen wordt het meest treffend geïllustreerd en komt het sterkst tot uitdrukking in de 
praktijk en theorie van de ‘meet- en regeltechniek’, zoals die wordt toegepast voor het 
bewaken van de kwaliteit van technologische en industriële processen (Figuur 8.4). Zowel de 
vergelijking met de referentie als het nemen van maatregelen (bijsturing van de input) 
maakt hier expliciet onderdeel uit van de cyclus, en gebeurt in de regel geautomatiseerd. 
Een concreet voorbeeld van een meet- en regelcyclus is een reactorvat waarin de gemeten 
temperatuur te hoog oploopt, waarna de ‘controller’ de brandstoftoevoer terugschroeft. Wel 
beschouwd komt een meet- en regelcyclus eigenlijk neer op een (geautomatiseerde) variant 
van de monitorings- of kwaliteitscyclus. 
 
Automatisering van de hele meet- en regelcyclus is uiteraard alleen mogelijk in het geval het 
systeem zelf een relatief eenvoudig en sterk technologische karakter heeft. In ons geval is de 
‘controller’ de natuurbeheerder, en is de kwaliteitsbeoordeling een onderzoek en analyse op 
zich, die uitgevoerd wordt door een inhoudelijk expert of onderzoeker, al dan niet in 
samenwerking met de natuurbeheerder. Ook het kiezen en implementeren van maatregelen 
kan een ingewikkeld en tijd- en geldrovend proces zijn. De betekenis die deze cyclus 
desondanks heeft voor monitoring van hoogveenherstel is dat: 
 
 
Figuur 8.4. Schematisch voorbeeld van een meet- en regelcyclus, zoals toegepast voor 
het bewaken van de kwaliteit van technologische en/of industriële processen (bron: 
https://en.wikipedia.org/wiki/Control_theory). Zowel de vergelijking tussen meting en 
referentie als de daaropvolgende maatregel maakt expliciet deel uit van de cyclus, en is 
in de regel geautomatiseerd. 
Figure 8.4. Block diagram of a feedback control system, as applied for controlling the 
quality of technological and/or industrial processes (source: 
https://en.wikipedia.org/wiki/Control_theory). Both the comparison between 
measurement and reference as well as the feedback measure are an explicit part of the 
loop, and are in general automated. 
 
 

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 
180 
 
a)
 
Het onderdeel ‘meten’ niet los gezien kan worden van het ‘vergelijken met een 
referentie’ en het ‘nemen van maatregelen’ 
 
b)
 
De huidige, snelle technologische ontwikkelingen ook hier onvermijdelijk zullen leiden 
tot een sterkere integratie en koppeling van deze onderdelen 
Een implicatie van punt a) op zijn beurt, is dat kennis en inzicht in het functioneren van het 
hoogveen (systeem) noodzakelijk zijn om maatregelen te kunnen formuleren. Het verkrijgen 
van systeeminzicht is doorgaans een doelstelling van meten op zich, en komt terug in de 
verschillende doelen van monitoring die in de literatuur onderscheiden worden (zie bijv. 
Loaiciga et al. 1992, Dixon & Chiswell 1996, De Gruijter et al. 2006): 

 
Status monitoring 
Meten en monitoren van de toestand en eigenschappen 
van een systeem 

 
Trend monitoring   
Monitoren van veranderingen van of in het systeem 

 
Regulatory monitoring 
Monitoren voor toetsing van of vanuit vergunnings- of 
wetmatige verplichtingen 
In hoogvenen en hoogveenrestanten is instandhouding en ontwikkeling van de diversiteit in 
flora en fauna behorende bij een hoogveensysteem het hoofddoel. Monitoring daarvan is dus 
echter geen doel op zich. Omdat de waargenomen ontwikkelingen ook verklaard en vertaald 
moeten kunnen worden in maatregelen om negatieve ontwikkelingen bij te sturen en postiieve 
te bevorderen, dient in deze handleiding zowel aan de orde te komen de: 
 

 
Biotische monitoring  
van 
bijvoorbeeld 
flora, 
fauna, 
habitattypen, 
veenmosgroei  

 
Abiotische monitoring  
van  klimaat,  atmosfeer,  hydrologie  en  hydrochemie, 
bodemeigenschappen 
Metingen  en  monitoring  van  abiotische  condities  en  factoren  heeft  hier  vooral  als  doel  het 
verklaren en geven van een achtergrond bij de waargenomen ontwikkelingen in de flora en 
fauna en de kwaliteit daarvan. De belangrijkste sturingsmogelijkheden en maatregelen liggen 
bovendien,  zeker  bij  hoogvenen,  in  de  abiotische  sfeer,  en  de  effectiviteit  en  mogelijke 
negatieve bijeffecten daarvan dienen vaak ook gemonitord en in beeld gebracht te worden. 
Als het gaat om maatregelen is het belangrijk om onderscheid te maken in: 
 

 
Interne maatregelen  
bijvoorbeeld  vegetatiebeheer,  plaggen,  peilbeheer  en 
hydrologische ingrepen 

 
Externe maatregelen  
bijvoorbeeld vermindering van atmosferische depositie, 
drainage of onttrekkingen 
De externe invloeden en factoren zijn ook in verklarende zin van belang voor de abiotische 
condities op standplaatsniveau. 
8.1.5
 
Meetmethoden in relatie tot ruimtelijke dimensies 
Er bestaan in de praktijk veel verschillende waarnemings- of meetmethoden, die in zoverre 
een verschillende relatie hebben met de ruimte dat ze informatie opleveren met of zonder 
coördinaten, en in 0 of meer dimensies tegelijk. Meetmethoden zijn daarmee te klassificeren 
als: 

 
Objectgebonden 
0D, zonder coördinaten, zoals een water- of stofbalans 
(object is hier bijvoorbeeld het hoogveengebied dat zelf 
wel weer coordinaten heeft) 

 
Locatiegebonden   
0D, met coördinaten, zoals waarneming van de 
stijghoogte in een peilbuis 

 
Lijnvormig 
1D, bijvoorbeeld meting langs boringen, transecten of 
glasvezelkabel  

 
Vlakdekkend  
2D, bijvoorbeeld karteringen verkregen via spectrale 3D, 
informatie of remote sensing 

 
3D kartering 
3D, via bijvoorbeeld 3D fotogrammetrie 

 
Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 
181 
 
Hierbij laten we de tijdsdimensie buiten beschouwing, herhaling van elk van bovengenoemde 
meetmethoden in de tijd levert uiteraard informatie met een extra dimensie op. Deze relatie 
tussen meetmethoden en ruimtelijke dimensies staat niet direct in verband met hun 
ruimtelijke schaal. Het inwinnen van een 3D (terrein -of ander)model op standplaats- of 
microschaal behoort in principe net zo goed tot de mogelijkheden als het vervaardigen van 
een 3D model op mondiale schaal. Metingen en meethoden worden doorgaans dan ook niet 
direct gekoppeld aan verschillende ruimtelijke schaalniveaus, afgezien van de koppeling aan 
de kaart- of projectieschaal, of afmeting van het gekarteerde gebied. Een complicerende 
factor is bovendien dat 3D modellen of 3D informatie vaak niet direct als zodanig 
ingewonnen is, maar vervaardigd bijvoorbeeld via ruimtelijke interpolatie van 
puntinformatie. Zinvolle en gangbare karakteristieken van meetinformatie en meetmethoden 
zelf zijn hun resolutie, afwijking en betrouwbaarheid. Daarnaast is ook de benodigde 
inspanning voor het ‘grootschalig’ inwinnen van informatie van belang voor de schaal waarop 
monitoring in de praktijk mogelijk is. Dergelijke aspecten komen terug bij het uitwerken en 
beschrijven van verschillende typen monitoring in de praktijk, en laten we hier verder buiten 
beschouwing. 
8.1.6
 
Raamwerk voor monitoring op verschillende schaalniveaus 
Om de verschillende aspecten van monitoring van hoogveenherstel in samenhang te kunnen 
begrijpen en beschrijven, is een raamwerk nodig waarin het onderdeel ‘meten’ niet los staat 
van de andere onderdelen van de monitoringscyclus. Het is vanwege de focus op de meso- en 
macroschaal bovendien nodig om de verschillende schaalniveaus te vertalen en koppelen aan 
kwantitatieve meetmethoden en meetbare factoren en parameters. Figuur 8.6 presenteert met 
dit doel voor ogen een raamwerk of denkmodel waarin: 
 
 
Figuur 8.5. Verschillende schaalniveaus in de hydrologie, met de verschillende (typen) 
wetten en vergelijkingen die daarop van toepassing zijn. 
Figure 8.5. Different levels of scale in hydrology, with the different laws and equations that 
are applicable to that scale. 
 
 

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 
182 
 

 
de  verschillende  schaalniveaus  gerelateerd  zijn  aan  de  begrippen  ‘standplaats’, 
‘hoogveensysteem’    en  ‘landschap’,  conform  het  OBN-preadvies  hoogvenen 
(Schouwenaars et al. 2002) 

 
de schaalniveaus zijn uitgewerkt in verschillende (abiotische en biotische) factoren 

 
de schaalniveaus en factoren zijn gekoppeld aan de monitoringscyclus 

 
de  causale  en/of  volgordelijke  relaties  tussen  de  verschillende  onderdelen  zijn 
uitgewerkt 
Er is in dit raamwerk gekozen voor een  technisch-modelmatige  benadering, in afwijking op 
benaderingen  die  in  de  landschapsecologie  en  landschaps-  en  ecohydrologische 
systeemanalyse in feite gangbaarder zijn (zie bijv. Kemmers et al. 2011, Van der Molen et al. 
2011,  Besselink  et  al.  in  prep.).  Het  daar  gebruikte  begrippenkader,  zoals  de  indeling  in 
positionele, conditionele, operationele en sequentiële relaties (Van Wirdum 1981, Kemmers 
1993)  of  het  rangordemodel  van  milieucompartimenten  van  Bakker  et  al.  (1979),  is  meer 
kwalitatief  en  complex  van  aard,  en  is  moeilijk  hanteerbeer  vanuit  in  wezen  simplistisch 
kwantitatief  oogpunt.  Een  standaardbenadering  die  fysisch-mathematische  modelconcepten 
gebruiken  om  de  werkelijkheid  te  kunnen  vereenvoudigen  tot  numerieke  vergelijkingen  en 
oplossingen,  is  het  opdelen  van  de  ruimte  in  verschillende  compartimenten  en  het 
terugbrengen  van  de  interactie  daartussen  tot  de  uitwisseling  op  de  compartiments-  en 
systeemranden  (Figuur  8.5).  Bij  de  uitwisseling  die  plaats  vindt  gaat  het  om  materie 
(bijvoorbeeld water en de daarin opgeloste stoffen), maar ook om bijvoorbeeld druk of energie, 
waarop de zogenaamde behoudswetten van toepassing zijn (zie ook paragraaf 2.7). De interne 
fysische  complexiteit  van  een  compartiment  op  een  lager  schaalniveau  wordt  daarbij 
verwaarloost en vereenvoudigd tot een zogenaamd representatief elementair volume (REV). 
Deze  benadering  wordt  gehanteerd  in  de  eindige  differenties  methode  (zie 
https://en.wikipedia.org/wiki/Finite_difference_method,
),  die  bijvoorbeeld  gebruikt  wordt  in 
het  grondwaterstromingsmodel  MODFLOW  (Harbaugh  et  al.  2000),  de  eindige  elementen 
methode (zie 
https://en.wikipedia.org/wiki/Finite_element_method
),  en het concept van de 
‘representative  elementary  watershed’  dat  gebruikt  wordt  in  neerslag-afvoermodellering 
(Reggiani et al. 1998, 1999; Zhang & Savenije 2005). In aansluiting daarop vertalen we hier 
‘landschap‘  in  ‘omgeving’  van  het  hoogveensysteem,  waarvandaan  externe  invloeden 
doorwerken  op  het  hoogveensysteem,  die  door  en  samen  met  de  eigenschappen  van  het 
hoogveensysteem  zelf  vertaald  worden  in  condities op  standplaatsniveau.  Omdat  invloeden 
hier  gezien  worden  als  factoren  of  voorwaarden  die  doorwerken  over  de  rand  van  het 
hoogveensysteem,  kunnen  we  ons  beperken  tot  klimatologische,  atmosferische  en 
hydrologische invloeden, en wordt het benodigde raamwerk sterk vereenvoudigd.  
 
Een dergelijke technisch-modelmatige benadering sluit goed aan bij de kwantitatieve aard van 
monitoring,  en  de  sterk  in  ontwikkeling  zijnde  praktijk  waarin  monitoringsgegevens  ook 
kwantitatief  geanalyseerd  en/of  numeriek  gemodelleerd  zullen  worden.  Het  koppelen  van 
schaalniveaus  aan  meetbare  invloeden  of  factoren,  die  terug  kunnen  komen  als 
randvoorwaarden  in  een  model,  of  aan  interne  eigenschappen  die  terugkomen  als 
(geo)hydrologische modelparameters, kan in die zin de doorvertaling naar en gebruik in de 
(technisch- modelmatige) praktijk in belangrijke mate vereenvoudigen. Het hier ontwikkelde 
raamwerk sluit qua benadering en uitgangspunten eveneens aan bij de werkwijze zoals die 
ontwikkeld is en gehanteerd wordt bij het monitoren van de natuurkwaliteit in het kader van 
het Natuurnetwerk, Natura 2000 en de PAS  (Anonymous 2014; Van Beek et  al. 2014). Dit 
raamwerk kan gezien worden als nadere uitwerking en verbijzondering daarvan op de volgende 
punten: 
 

 
Onderverdeling  in  schaalniveaus  –  deze  onderverdeling  was  een  van  de 
onderzoeksvragen van het project en komt expliciet terug in het raamwerk. 
 

 
Voltooiing  van  de  monitoringscyclus  –  waar  de  MDIAR-keten  een  meer 
beleidsmatige insteek heeft die stopt bij de rapportagestap, wordt hier de link tussen 
kwaliteitsoordeel en maatregel expliciet gemaakt en gefaciliteerd door de uitwerking 

 
Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 
183 
 
in technisch-modelmatige concepten. In die zin is dit raamwerk sterker gericht op en 
directer toepasbaar in het eigenlijke water- en natuurbeheer. 
 

 
Abiotische  condities  –  dit  onderdeel  is  in  de  Natuurnetwerk  en  Natura  2000 
monitoring nog niet in detail uitgewerkt, de uitwerking hier sluit aan bij beleidskaders 
voor 
abiotische 
monitoring 
zoals 
die 
van 
de 
KaderRichtlijn 
Water 
(European_Communities, 2003, 2007, 2009; Von Asmuth & Van Geer 2015).  
Download 310.22 Kb.

Do'stlaringiz bilan baham:
1   ...   19   20   21   22   23   24   25   26   ...   37




Ma'lumotlar bazasi mualliflik huquqi bilan himoyalangan ©fayllar.org 2024
ma'muriyatiga murojaat qiling