Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 2 Duurzaam herstel van hoogveenlandschappen
Download 310.22 Kb. Pdf ko'rish
|
- Bu sahifa navigatsiya:
- Figuur 8.1. Voorbeelden van illustraties van de kwaliteits- en monitoringscyclus. Links: de monitoringscyclus (bron: www.colourbox.com )
- (source: www.colourbox.com ) , right: the PDCA or Deming’s cycle (source: www.cez.cz ) .
- Voorbereiden : Selecteren van indicatoren, meetnet en meetmethoden Figuur 8.2. De zogenaamde MDIAR-keten (Monitoring, Data, Information, Assessment
- Reporting) from the European Environment Agency (EEA, 2010).
- Meten : Herhaaldelijke meten (met datakwaliteitscontrole) • Beoordelen
- 8.1.3 Beoordelen van kwaliteit en herstel: de referentie
- Figuur 8.3. Definitie van kwaliteit volgens de ISO-9000 kwaliteitsnorm (ISO 2005). Figure 8.3. Definition of quality according to the ISO-9000 quality standard (ISO 2005).
- 8.1.4 Van kwaliteit naar maatregel
- Status monitoring Meten en monitoren van de toestand en eigenschappen van een systeem • Trend monitoring
- Biotische monitoring van bijvoorbeeld flora, fauna, habitattypen, veenmosgroei • Abiotische monitoring
- Interne maatregelen bijvoorbeeld vegetatiebeheer, plaggen, peilbeheer en hydrologische ingrepen • Externe maatregelen
- 8.1.5 Meetmethoden in relatie tot ruimtelijke dimensies
- Objectgebonden 0D, zonder coördinaten
- Vlakdekkend 2D
- 8.1.6 Raamwerk voor monitoring op verschillende schaalniveaus
- Figuur 8.5. Verschillende schaalniveaus in de hydrologie, met de verschillende (typen) wetten en vergelijkingen die daarop van toepassing zijn.
- Onderverdeling in schaalniveaus
8.1.2 De monitorings- en kwaliteitscyclus Als we allereerst uitzoomen van de specifieke casus van deze handleiding, dan blijkt dat de begrippen kwaliteit en kwaliteitsverbetering een centrale rol hebben in productontwikkeling en procesverbetering in het algemeen, en terugkomen in allerlei facetten van de maatschappij, of dat nu de industrie, dienstverlening of overheid betreft. Kwaliteit is als onderwerp ook in heel verschillende wetenschappelijke disciplines van belang, en vormt zelfs een eigen vakgebied met tijdschriften als het ‘Quality Management Journal’ en ‘Accreditation and Quality Assurance’, en met eigen organisaties als de ‘International Quality Federation’. Figuur 8.1. Voorbeelden van illustraties van de kwaliteits- en monitoringscyclus. Links: de monitoringscyclus (bron: www.colourbox.com ), rechts: de PDCA of Deming’s cyclus (bron: www.cez.cz ). Figure 8.1. Examples illustrating the quality and monitoring cycle. Left: monitoring cycle (source: www.colourbox.com ), right: the PDCA or Deming’s cycle (source: www.cez.cz ). Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 177 Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de relatie tussen monitoring en kwaliteit op allerlei verschillende manieren uitgewerkt kan worden en op verschillende manier terug te vinden is in literatuur en illustraties (zie bijv. Figuur 8.1). De primaire focus kan daarbij op monitoring liggen, vaker is het meten, monitoren of controleren onderdeel van een cyclus van kwaliteitsverbetering. Deze cyclus wordt daarbij in meer of minder stappen onderverdeeld, afhankelijk van de specifieke casus en aspecten die daar van belang zijn. De veelgebruikte PDCA of Deming’s cyclus kent vier stappen (zie bijv. Sokovic et al. 2010, Madu 2012), de monitoringscyclus kent er drie. Vaak wordt ook slechts onderscheid gemaakt tussen twee onderdelen, te weten QA en QC (Quality Assurance en Quality Control). In de ICT visie die het Europees Milieuagentschap heeft opgesteld, wordt de zogenaamde MDIAR-keten onderscheiden en toegepast (Figuur 8.2, EEA 2010), waarbij MDIAR staat voor Monitoring, Data, Information, Assessment, Reporting. De MDIAR- systematiek is door de Nederlandse provincies overgenomen als uitgangspunt voor de informatievoorziening op landelijk niveau over natuur (Schmidt et al. 2012, Ellenbroek et al. 2015). De MDIAR-keten kan beschouwd worden als uitsplitsing van de ‘Check’ stap uit de PDCA-cyclus, of de ‘Measure’ en ‘Asses’ stappen uit de monitoringscyclus. In de monitoringscyclus wordt de term ‘monitoring’ gebruikt om het hele proces aan te duiden, in de MDIAR-keten is de term ‘monitoring’ ongeveer synoniem aan de beperktere activiteit van ‘meten’. Omdat de MDIAR- keten zelf een beperkte reikwijdte heeft kiezen we hier voor gebruik van de term ‘monitoring’ als aanduiding van het hele proces. Binnen de context van deze handleiding is bovenal van belang dat het uiteindelijke doel van monitoring ligt bij het bewaken en verbeteren van de kwaliteit (de ‘Improve’ stap uit de monitoringscyclus, of ‘Act’, ‘Plan’ en ‘Do’ stappen in de PDCA-cyclus). We geven hier de voorkeur aan de monitoringscyclus als raamwerk, die echter als manco heeft dat daar altijd een stap aan vooraf gaat die niet benoemd wordt: het selecteren en uitwerken van meetnet, meetmethoden en metingen die in ons geval geschikt zijn om als indicator te dienen voor de kwaliteit van een hoogveen. Vrij vertaald betekent dit dat we de monitoringscyclus hier uitsplitsen in de volgende onderdelen en stappen: • Voorbereiden: Selecteren van indicatoren, meetnet en meetmethoden Figuur 8.2. De zogenaamde MDIAR-keten (Monitoring, Data, Information, Assessment, Reporting) van het Europees Milieuagentschap (EEA, 2010). Figure 8.2. The so called MDIAR chain (Monitoring, Data, Information, Assessment, Reporting) from the European Environment Agency (EEA, 2010). Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 178 • Meten: Herhaaldelijke meten (met datakwaliteitscontrole) • Beoordelen: Analyseren en verklaren van gegevens en ontwikkelingen, beoordelen van kwaliteit en herstel • Maatregelen: Kiezen, onderbouwen en implementeren van externe of interne (beheers)maatregelen Om het bovenstaande toe te kunnen passen op deze handleiding dient allereerst de vraag beantwoord te worden hoe we kwaliteit in het geval van een hoogveen precies definiëren, en welke parameters en meetmethoden het meest geschikt zijn om als indicator daarvoor te dienen. 8.1.3 Beoordelen van kwaliteit en herstel: de referentie Het begrip kwaliteit, ontleend aan het Latijnse qualitas, wordt zowel op een objectieve en neutrale, als op een subjectieve manier gebruikt. In de eerste zin van het woord betekent kwaliteit eenvoudigweg ‘hoedanigheid’ of ‘eigenschap’. In de tweede betekenis is kwaliteit te omschrijven als ‘het geheel van positieve eigenschappen en kenmerken van een object’. Onder object kunnen hier niet alleen fysieke objecten maar ook personen of activiteiten verstaan worden. Deze tweede betekenis is uiteraard degene waar het hier om gaat. In de ISO 9000 kwaliteitsnorm (ISO 2005, zie ook bijv. Crosby 1979) wordt kwaliteit gedefinieerd als ‘degree to which a set of inherent characteristics fulfills requirements’. Om uit te kunnen komen op een maat voor kwaliteit is, algemeen gesteld, niet alleen de selectie van een feitelijk, meetbaar kenmerk van een object nodig, maar ook vergelijking met een subjectieve ‘requirement’, wat zich in het algemeen laat vertalen in ‘verwachting’ of ‘behoefte’ (Figuur 8.3). Maten voor kwaliteit zijn daarmee afhankelijk van het stelsel van normen en waarden van de beoordelaar. De normen en waarden die in het kader van het natuurbeheer en –beleid gelden, waarbij begrippen als ‘natuurlijkheid’ en ‘biodiversiteit’ centraal staan, staan hier uiteraard niet ter discussie. We volstaan met de constatering dat ‘behoeftes’ en ‘verwachtingen’ in het natuurbeheer zich uitkristalliseren tot doelen en doeltypen, die samengevat kunnen worden onder de noemer ‘streefbeeld’ of ‘referentiebeeld’ voor bijvoorbeeld hogere schaalniveaus of abiotische omstandigheden. Het referentiebeeld wordt daarbij vaak letterlijk samengesteld Figuur 8.3. Definitie van kwaliteit volgens de ISO-9000 kwaliteitsnorm (ISO 2005). Figure 8.3. Definition of quality according to the ISO-9000 quality standard (ISO 2005). ISO 9000 kwaliteitsnorm: ‘Degree to which a set of inherent characteristics fulfills requirements’ Metingen Referentie- waarden <> Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 179 vanuit verschillende referentiesituaties of -gebieden, die zo goed mogelijk de natuurlijke, goed ontwikkelde en/of onverstoorde situatie weerspiegelen. Om te kunnen dienen als kwantitatieve indicator, dient daarbij helder te zijn, of helder gemaakt te worden, welke meetbare facetten van het referentiebeeld een goede maat zijn voor de kwaliteit ervan, en welke minder of niet. Door metingen van de bestaande toestand te vergelijken met de referentiewaarden uit het referentiebeeld, kan het verschil daartussen kwantitatief en objectief vastgesteld worden. Dit verschil geeft de mate van realisatie van het referentiebeeld weer, en kan vervolgens samen met de bijbehorende ontwikkelingsrichting dienen als indicator voor de kwaliteit van een hoogveengebied en het herstel daarvan. 8.1.4 Van kwaliteit naar maatregel Met het vergelijken van de beschikbare meetwaarden en referentiewaarden en aldus verkrijgen van een beeld van de kwaliteit van een hoogveen, is de monitoringscyclus nog niet afgerond. Op eventuele problemen in het herstel dienen maatregelen te volgen om de gesignaleerde problemen op te heffen en de ontwikkeling bij te sturen in de gewenste richting. Het uiteindelijke doel van monitoring is zowel het bewaken als garanderen of liefst verbeteren van de kwaliteit. Deze koppeling tussen meten, vergelijken en nemen van maatregelen wordt het meest treffend geïllustreerd en komt het sterkst tot uitdrukking in de praktijk en theorie van de ‘meet- en regeltechniek’, zoals die wordt toegepast voor het bewaken van de kwaliteit van technologische en industriële processen (Figuur 8.4). Zowel de vergelijking met de referentie als het nemen van maatregelen (bijsturing van de input) maakt hier expliciet onderdeel uit van de cyclus, en gebeurt in de regel geautomatiseerd. Een concreet voorbeeld van een meet- en regelcyclus is een reactorvat waarin de gemeten temperatuur te hoog oploopt, waarna de ‘controller’ de brandstoftoevoer terugschroeft. Wel beschouwd komt een meet- en regelcyclus eigenlijk neer op een (geautomatiseerde) variant van de monitorings- of kwaliteitscyclus. Automatisering van de hele meet- en regelcyclus is uiteraard alleen mogelijk in het geval het systeem zelf een relatief eenvoudig en sterk technologische karakter heeft. In ons geval is de ‘controller’ de natuurbeheerder, en is de kwaliteitsbeoordeling een onderzoek en analyse op zich, die uitgevoerd wordt door een inhoudelijk expert of onderzoeker, al dan niet in samenwerking met de natuurbeheerder. Ook het kiezen en implementeren van maatregelen kan een ingewikkeld en tijd- en geldrovend proces zijn. De betekenis die deze cyclus desondanks heeft voor monitoring van hoogveenherstel is dat: Figuur 8.4. Schematisch voorbeeld van een meet- en regelcyclus, zoals toegepast voor het bewaken van de kwaliteit van technologische en/of industriële processen (bron: https://en.wikipedia.org/wiki/Control_theory). Zowel de vergelijking tussen meting en referentie als de daaropvolgende maatregel maakt expliciet deel uit van de cyclus, en is in de regel geautomatiseerd. Figure 8.4. Block diagram of a feedback control system, as applied for controlling the quality of technological and/or industrial processes (source: https://en.wikipedia.org/wiki/Control_theory). Both the comparison between measurement and reference as well as the feedback measure are an explicit part of the loop, and are in general automated. Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 180 a) Het onderdeel ‘meten’ niet los gezien kan worden van het ‘vergelijken met een referentie’ en het ‘nemen van maatregelen’ b) De huidige, snelle technologische ontwikkelingen ook hier onvermijdelijk zullen leiden tot een sterkere integratie en koppeling van deze onderdelen Een implicatie van punt a) op zijn beurt, is dat kennis en inzicht in het functioneren van het hoogveen (systeem) noodzakelijk zijn om maatregelen te kunnen formuleren. Het verkrijgen van systeeminzicht is doorgaans een doelstelling van meten op zich, en komt terug in de verschillende doelen van monitoring die in de literatuur onderscheiden worden (zie bijv. Loaiciga et al. 1992, Dixon & Chiswell 1996, De Gruijter et al. 2006): • Status monitoring Meten en monitoren van de toestand en eigenschappen van een systeem • Trend monitoring Monitoren van veranderingen van of in het systeem • Regulatory monitoring Monitoren voor toetsing van of vanuit vergunnings- of wetmatige verplichtingen In hoogvenen en hoogveenrestanten is instandhouding en ontwikkeling van de diversiteit in flora en fauna behorende bij een hoogveensysteem het hoofddoel. Monitoring daarvan is dus echter geen doel op zich. Omdat de waargenomen ontwikkelingen ook verklaard en vertaald moeten kunnen worden in maatregelen om negatieve ontwikkelingen bij te sturen en postiieve te bevorderen, dient in deze handleiding zowel aan de orde te komen de: • Biotische monitoring van bijvoorbeeld flora, fauna, habitattypen, veenmosgroei • Abiotische monitoring van klimaat, atmosfeer, hydrologie en hydrochemie, bodemeigenschappen Metingen en monitoring van abiotische condities en factoren heeft hier vooral als doel het verklaren en geven van een achtergrond bij de waargenomen ontwikkelingen in de flora en fauna en de kwaliteit daarvan. De belangrijkste sturingsmogelijkheden en maatregelen liggen bovendien, zeker bij hoogvenen, in de abiotische sfeer, en de effectiviteit en mogelijke negatieve bijeffecten daarvan dienen vaak ook gemonitord en in beeld gebracht te worden. Als het gaat om maatregelen is het belangrijk om onderscheid te maken in: • Interne maatregelen bijvoorbeeld vegetatiebeheer, plaggen, peilbeheer en hydrologische ingrepen • Externe maatregelen bijvoorbeeld vermindering van atmosferische depositie, drainage of onttrekkingen De externe invloeden en factoren zijn ook in verklarende zin van belang voor de abiotische condities op standplaatsniveau. 8.1.5 Meetmethoden in relatie tot ruimtelijke dimensies Er bestaan in de praktijk veel verschillende waarnemings- of meetmethoden, die in zoverre een verschillende relatie hebben met de ruimte dat ze informatie opleveren met of zonder coördinaten, en in 0 of meer dimensies tegelijk. Meetmethoden zijn daarmee te klassificeren als: • Objectgebonden 0D, zonder coördinaten, zoals een water- of stofbalans (object is hier bijvoorbeeld het hoogveengebied dat zelf wel weer coordinaten heeft) • Locatiegebonden 0D, met coördinaten, zoals waarneming van de stijghoogte in een peilbuis • Lijnvormig 1D, bijvoorbeeld meting langs boringen, transecten of glasvezelkabel • Vlakdekkend 2D, bijvoorbeeld karteringen verkregen via spectrale 3D, informatie of remote sensing • 3D kartering 3D, via bijvoorbeeld 3D fotogrammetrie Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 181 Hierbij laten we de tijdsdimensie buiten beschouwing, herhaling van elk van bovengenoemde meetmethoden in de tijd levert uiteraard informatie met een extra dimensie op. Deze relatie tussen meetmethoden en ruimtelijke dimensies staat niet direct in verband met hun ruimtelijke schaal. Het inwinnen van een 3D (terrein -of ander)model op standplaats- of microschaal behoort in principe net zo goed tot de mogelijkheden als het vervaardigen van een 3D model op mondiale schaal. Metingen en meethoden worden doorgaans dan ook niet direct gekoppeld aan verschillende ruimtelijke schaalniveaus, afgezien van de koppeling aan de kaart- of projectieschaal, of afmeting van het gekarteerde gebied. Een complicerende factor is bovendien dat 3D modellen of 3D informatie vaak niet direct als zodanig ingewonnen is, maar vervaardigd bijvoorbeeld via ruimtelijke interpolatie van puntinformatie. Zinvolle en gangbare karakteristieken van meetinformatie en meetmethoden zelf zijn hun resolutie, afwijking en betrouwbaarheid. Daarnaast is ook de benodigde inspanning voor het ‘grootschalig’ inwinnen van informatie van belang voor de schaal waarop monitoring in de praktijk mogelijk is. Dergelijke aspecten komen terug bij het uitwerken en beschrijven van verschillende typen monitoring in de praktijk, en laten we hier verder buiten beschouwing. 8.1.6 Raamwerk voor monitoring op verschillende schaalniveaus Om de verschillende aspecten van monitoring van hoogveenherstel in samenhang te kunnen begrijpen en beschrijven, is een raamwerk nodig waarin het onderdeel ‘meten’ niet los staat van de andere onderdelen van de monitoringscyclus. Het is vanwege de focus op de meso- en macroschaal bovendien nodig om de verschillende schaalniveaus te vertalen en koppelen aan kwantitatieve meetmethoden en meetbare factoren en parameters. Figuur 8.6 presenteert met dit doel voor ogen een raamwerk of denkmodel waarin: Figuur 8.5. Verschillende schaalniveaus in de hydrologie, met de verschillende (typen) wetten en vergelijkingen die daarop van toepassing zijn. Figure 8.5. Different levels of scale in hydrology, with the different laws and equations that are applicable to that scale. Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 182 • de verschillende schaalniveaus gerelateerd zijn aan de begrippen ‘standplaats’, ‘hoogveensysteem’ en ‘landschap’, conform het OBN-preadvies hoogvenen (Schouwenaars et al. 2002) • de schaalniveaus zijn uitgewerkt in verschillende (abiotische en biotische) factoren • de schaalniveaus en factoren zijn gekoppeld aan de monitoringscyclus • de causale en/of volgordelijke relaties tussen de verschillende onderdelen zijn uitgewerkt Er is in dit raamwerk gekozen voor een technisch-modelmatige benadering, in afwijking op benaderingen die in de landschapsecologie en landschaps- en ecohydrologische systeemanalyse in feite gangbaarder zijn (zie bijv. Kemmers et al. 2011, Van der Molen et al. 2011, Besselink et al. in prep.). Het daar gebruikte begrippenkader, zoals de indeling in positionele, conditionele, operationele en sequentiële relaties (Van Wirdum 1981, Kemmers 1993) of het rangordemodel van milieucompartimenten van Bakker et al. (1979), is meer kwalitatief en complex van aard, en is moeilijk hanteerbeer vanuit in wezen simplistisch kwantitatief oogpunt. Een standaardbenadering die fysisch-mathematische modelconcepten gebruiken om de werkelijkheid te kunnen vereenvoudigen tot numerieke vergelijkingen en oplossingen, is het opdelen van de ruimte in verschillende compartimenten en het terugbrengen van de interactie daartussen tot de uitwisseling op de compartiments- en systeemranden (Figuur 8.5). Bij de uitwisseling die plaats vindt gaat het om materie (bijvoorbeeld water en de daarin opgeloste stoffen), maar ook om bijvoorbeeld druk of energie, waarop de zogenaamde behoudswetten van toepassing zijn (zie ook paragraaf 2.7). De interne fysische complexiteit van een compartiment op een lager schaalniveau wordt daarbij verwaarloost en vereenvoudigd tot een zogenaamd representatief elementair volume (REV). Deze benadering wordt gehanteerd in de eindige differenties methode (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Finite_difference_method, ), die bijvoorbeeld gebruikt wordt in het grondwaterstromingsmodel MODFLOW (Harbaugh et al. 2000), de eindige elementen methode (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Finite_element_method ), en het concept van de ‘representative elementary watershed’ dat gebruikt wordt in neerslag-afvoermodellering (Reggiani et al. 1998, 1999; Zhang & Savenije 2005). In aansluiting daarop vertalen we hier ‘landschap‘ in ‘omgeving’ van het hoogveensysteem, waarvandaan externe invloeden doorwerken op het hoogveensysteem, die door en samen met de eigenschappen van het hoogveensysteem zelf vertaald worden in condities op standplaatsniveau. Omdat invloeden hier gezien worden als factoren of voorwaarden die doorwerken over de rand van het hoogveensysteem, kunnen we ons beperken tot klimatologische, atmosferische en hydrologische invloeden, en wordt het benodigde raamwerk sterk vereenvoudigd. Een dergelijke technisch-modelmatige benadering sluit goed aan bij de kwantitatieve aard van monitoring, en de sterk in ontwikkeling zijnde praktijk waarin monitoringsgegevens ook kwantitatief geanalyseerd en/of numeriek gemodelleerd zullen worden. Het koppelen van schaalniveaus aan meetbare invloeden of factoren, die terug kunnen komen als randvoorwaarden in een model, of aan interne eigenschappen die terugkomen als (geo)hydrologische modelparameters, kan in die zin de doorvertaling naar en gebruik in de (technisch- modelmatige) praktijk in belangrijke mate vereenvoudigen. Het hier ontwikkelde raamwerk sluit qua benadering en uitgangspunten eveneens aan bij de werkwijze zoals die ontwikkeld is en gehanteerd wordt bij het monitoren van de natuurkwaliteit in het kader van het Natuurnetwerk, Natura 2000 en de PAS (Anonymous 2014; Van Beek et al. 2014). Dit raamwerk kan gezien worden als nadere uitwerking en verbijzondering daarvan op de volgende punten: • Onderverdeling in schaalniveaus – deze onderverdeling was een van de onderzoeksvragen van het project en komt expliciet terug in het raamwerk. • Voltooiing van de monitoringscyclus – waar de MDIAR-keten een meer beleidsmatige insteek heeft die stopt bij de rapportagestap, wordt hier de link tussen kwaliteitsoordeel en maatregel expliciet gemaakt en gefaciliteerd door de uitwerking Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 183 in technisch-modelmatige concepten. In die zin is dit raamwerk sterker gericht op en directer toepasbaar in het eigenlijke water- en natuurbeheer. • Abiotische condities – dit onderdeel is in de Natuurnetwerk en Natura 2000 monitoring nog niet in detail uitgewerkt, de uitwerking hier sluit aan bij beleidskaders voor abiotische monitoring zoals die van de KaderRichtlijn Water (European_Communities, 2003, 2007, 2009; Von Asmuth & Van Geer 2015). Download 310.22 Kb. Do'stlaringiz bilan baham: |
Ma'lumotlar bazasi mualliflik huquqi bilan himoyalangan ©fayllar.org 2024
ma'muriyatiga murojaat qiling
ma'muriyatiga murojaat qiling